Adab – de hoffelijkheid van
het pad
Door Kabir Helminski
Een
van de belangrijkste leidraden voor het leven van de soefi is adab, dat kan
worden vertaald als hoffelijkheid, respect, goede manieren, passend gedrag. Adab
is niet louter een formaliteit, het geeft het kader aan waarbinnen we onze
menselijkheid ontplooien. Elke situatie, elke relatie kent haar eigen adab - die
tussen leerlingen op het pad, die tussen gezinsleden en ouderen, die tot je
sjeich. Elk zijnsniveau kent ook zijn adab. In de tegenwoordigheid van de
waarheid (al-Haqq) komen valt daar ook onder.
Mohammed
heeft gezegd: `Geen van jullie heeft oprecht geloof tot je hart is rechtgezet,
en jullie hart wordt niet rechtgezet tot je tong is rechtgezet, en jullie tong
wordt niet rechtgezet tot je daden zijn rechtgezet.'
Als je je bewust begint te
worden van de weldaden en mogelijkheden van adab, blijkt heel duidelijk hoeveel
er in de huidige cultuur verloren is gegaan in naam van een hypothetische,
persoonlijke vrijheid en individualiteit.
Als
een derwisj een soefi-tekke betreedt, laat hij de `wereld' (doenyâ) en haar
beslommeringen achter zich. Hij stapt nooit op de drempel, hij stapt er altijd
overheen. De tekke is de school van de liefde. Hier komen we om waar te nemen,
te luisteren, te leren en dienstbaarheid te beoefenen - niet om wereldse
ambities na te streven, niet om ons ego genoegdoening te verschaffen of ons te
profileren en ook niet om opwindende `spirituele' ervaringen op te doen.
Het
verdient aanbeveling in een staat van reinheid de tekke te betreden - dat kan
onder meer door vlak van tevoren een douche te nemen. Het voelt goed om een
frisse adem en een schoon lichaam te hebben. Je kunt er zelfs bij stilstaan wat
je vóór een bijeenkomst eet. Als de een naar muskus of rozen ruikt en de ander
naar knoflook en uien heeft de sfeer daaronder te lijden. Niet-opzichtige,
schone, eenvoudige kleding is een teken van zelfrespect. Dit is geen
sportvereniging of nachtclub, het is een plek waar we bijeenkomen om te
aanbidden.
Het
is belangrijk dat je niet op het allerlaatste moment komt aanhollen, maar dat je
zo'n tien minuten voor het begin van de bijeenkomst aanwezig bent. Amerikanen
moeten leren dat je niet iedereen hoeft te omhelzen, vooral niet vlak voor de
bijeenkomst. Is de bijeenkomst eenmaal begonnen, dan zijn we gericht op het
proces dat een aanvang heeft genomen. Laatkomers moeten, als dat kan, een plekje
in de kring zoeken, maar zonder iemand te storen bij zijn of haar meditatie. Aan
het eind van de zikr brengen we een groet aan de mensen die links en rechts van
ons zitten door hun hand te kussen en hen te bedanken. Dit is echter bedoeld als
een eenvoudige begroeting, niet als een verlenging van de meditatie.
Wie
een nieuwkomer meeneemt naar de tekke, moet hem of haar, als de gelegenheid
daartoe zich voordoet, aan de juiste mensen voorstellen. Traditioneel had je de
zogenaamde meydandji-basji, die zowel de conciërge van de gewijde ruimte als
een soort gastheer was die nieuwkomers behulpzaam was en hen ook voorstelde aan
de sjeich en zijn vrouw.
Het
leven in de tekke brengt ons in contact met mensen met wie we in het dagelijks
leven misschien niet zouden omgaan, en toch gaan we langzamerhand begrijpen dat
elke relatie belangrijk is en ons wordt gegeven als een kans om onszelf te leren
kennen en ons hart te zuiveren. De kring van minnaars leert om eenheid (tauhîd)
en broederschap/zusterschap/kameraadschap werkelijk in praktijk te brengen. We
moeten niet alleen met elkaar omgaan als waren we familie van elkaar, we moeten
zelfs beter met elkaar omgaan dan de meeste familieleden dat doen. Het kan zijn
dat we in de tekke leren hoe we op de juiste manier met onze familieleden moeten
omgaan.
We
leren naar onze impulsen te kijken en ze te beheersen wanneer dat nodig is en
onszelf te `voegen' wanneer dat nodig is. We leren ons te gedragen alsof
iedereen verder is dan wijzelf. Onze gesprekken gaan over God en het jezelf
verbinden met God en elkaar. Roddelen en achterklap is een van de ergste dingen
die een zoeker kan doen -- en dat geldt niet alleen voor het daadwerkelijk doen,
maar ook voor het ernaar luisteren. Achterklap werd door de profeet Mohammed
gedefinieerd als iets achter iemands rug zeggen dat hij niet prettig vindt (of
het nu waar is of niet). Volgens hem was achterklap of roddelen erger dan tien
keer overspel plegen of het eten van een lijk!
Omdat
we proberen onszelf in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid, moeten
we vele tests ondergaan en is het onvermijdelijk dat er van tijd tot tijd
spanningen tussen mensen optreden. Met behulp van adab kunnen we het
destructieve gedrag voorkomen waardoor de onderlinge betrekkingen in een
soefi-halka (kring) verstoord kunnen worden of zelfs helemaal kapot kunnen gaan.
Er bestaat tussen de derwisj en zijn of haar sjeich een speciale band. Het respect en de genegenheid die gaandeweg gegroeid zijn komen met name tijdens bijeenkomsten tot uiting in consideratie en aandacht voor de sjeich. De sjeich zet de toon voor de kring en leidt het gesprek. Idealiter is hij in zijn functie als sjeich als een leeg middelpunt dat reageert op de diepste behoeften van de kring. Hij ziet uit welke richting de spirituele winden waaien, trimt de zeilen en bepaalt de koers van de boot.
We
hoeven het niet altijd met onze sjeich eens te zijn. De traditie raadt ons zelfs
aan datgene aan te nemen en toe te passen wat nuttig of zinvol is, maar de
woorden waarmee we het niet eens waren of die we niet begrepen niet te vergeten
en ze niet weg te duwen. Het kan zijn dat we op een dag, ver van de derwisjkring
en de sjeich, in de woorden die we verwierpen iets belangrijks vinden.
Om
optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van dit pad doen we er
goed aan er bewust bij stil te staan wat die grondbeginselen ons te bieden
hebben.
Recht door zee zijn in alle openheid
en eerlijkheid.
Je bewust zijn van en spijt hebben over je eigen fouten in plaats van de fout
bij anderen te zoeken.
Je niet te zeer in de wereld en het wereldse verliezen en je zorgen, ijdelheid
en ambitie ten aanzien daarvan van je afzetten.
Niet gevoelig zijn voor de lof of blaam van de mensen.
Wat je doet doen omwille van Allâh, niet uit verlangen naar beloning of angst
voor straf.
Een gepaste nederigheid aan de dag leggen en je zowel in bredere kring als bij
de bijeenkomsten van derwisjen op de achtergrond houden.
Je met alles wat je materieel en verder ter beschikking staat in dienst stellen
van het welzijn van je broeders en zusters.
Proberen alle wonden die je hebt veroorzaakt te helen en zo mogelijk alle
misverstanden binnen drie dagen uit de weg te ruimen.
Weten dat er niets goeds voortkomt uit ongeremde woede of buitensporige
hilariteit.
Geduld hebben bij moeilijkheden.
Onverschillig staan tegenover gunsten en voordelen om `te krijgen wat je volgens
jou toekomt'.
Geen spirituele afgunst en ambitie koesteren, zoals het verlangen om leiding of
onderricht te geven.
Ernaar streven je kennis over het soefisme -- inclusief de Koran, de Hadîth en
de wijsheid van de heiligen -- te vergroten.
Bereid zijn daar met je ego te worstelen waar het je belet op de juiste manier
adab te volgen, en beseffen dat liefde de grootste bondgenoot is.
Een sjeich hebben van wie je houdt en die van jou houdt, en die band in ere
houden en versterken.
Suggesties en zelfs kritiek van je sjeich dankbaar aanvaarden zonder in de
verdediging te schieten. Het enige antwoord is altijd `Eyvallâh' -- `Bij God,
het is goed.'
Geen geheimen hebben voor je sjeich.
Tegen niemand - behalve tegen je sjeich - iets zeggen over buitengewone
toestanden die optreden tijdens je gebeden of oefeningen.
Je sjeich raadplegen over belangrijke beslissingen in je leven, zoals het
ondernemen van een reis.
Niets meer en niets minder doen dan de oefeningen die je sjeich je heeft
opgegeven -- hoewel je altijd om meer kunt vragen.
Je oefeningen steeds minder veruiterlijken en steeds meer verinnerlijken.
Beseffen dat je sjeich een mens is met zijn of haar eigen beperkingen. Hij of
zij heeft bepaalde bewustzijnstoestanden die geïnspireerd zijn en andere die
dat niet zijn. Als er sprake is van genoeg liefde tussen de derwisj en de
sjeich, worden de beperkingen van de persoonlijkheid op een elegante manier
overwonnen.
Uit:
Het wetende hart
Kabir Helminski
Uitgeverij Servire
ISBN 9021596776